Vier VALKUILEN voor JOBSTUDENTEN in 2018
Studentenarbeid zit in de lift, en dat zal dit jaar niet anders zijn. Flink wat zakgeld bijverdienen terwijl je nauwelijks wordt belast, dat is mooi meegenomen. Maar let op de volgende vier valkuilen.
Valkuil 1
WERK NIET MEER DAN 475 UREN
Studenten mogen 475 uren werken in het voordelige statuut van studentenarbeid. Of dat werk gebeurt in de zomervakantie, of in het academiejaar, of allebei, dat maakt niet uit. Zolang je je 475 uren niet hebt overschreden, wordt slechts 2,71% solidariteitsbijdrage van je brutoloon afgehouden.
Valkuil 2
PAS OP VOOR JE KINDERBIJSLAG
Voor het derde kwartaal is er geen probleem. Dat zijn de maanden juli, augustus en september, de klassieke zomermaanden waarin de meeste vakantiejobs worden uitgevoerd. Hoeveel je in dat derde kwartaal werkt, heeft geen enkele invloed op je kinderbijslag.
In het eerste, tweede en vierde kwartaal geldt de volgende beperking: per kwartaal mag maximum 240 uur worden gewerkt. Wordt dat aantal uren in een bepaald kwartaal overschreden, dan verliezen je ouders voor de drie maanden van dat welbepaalde kwartaal hun recht op kinderbijslag.
Valkuil 3
MOET JE BELASTINGEN BETALEN?
Alleen als je in 2017 een netto belastbaar inkomen van 7570 euro of meer had, zal je dit jaar zelf belastingen moeten betalen.
Dit netto belastbaar inkomen bereken je als volgt:
1) Neem het bedrag dat je effectief hebt verdiend in 2017 (belastbaar loon).
2) Trek er de forfaitaire aftrek van af:
- 30% op de eerste € 8620
- 11% op het gedeelte tussen € 8620 en € 20.360
- 3% boven € 20.360.
De forfaitaire aftrek bedraagt maximaal € 4320.
3) Als je ouders gescheiden zijn, dan telt de alimentatie voor 80% mee.
-> Het bedrag dat overblijft is het netto belastbaar inkomen voor 2017.
Valkuil 4
VERLIEZEN JE OUDERS HUN BELASTINGVOORDEEL?
Het uitoefenen van een studentenjob kan gevolgen hebben voor de belastingen van je ouders. Hou daar rekening mee, of mama wordt boos. Normaal gezien wordt een student beschouwd als persoon ten laste van zijn ouders. Voor het inkomstenjaar 2017 blijf je fiscaal ten laste van je ouders als je op 1 januari 2018 deel uitmaakte van het gezin (lees: nog steeds gedomicilieerd was bij je ouders) én je nettobestaansmiddelen in 2017 niet hoger waren dan 3200 euro. Voor eenoudergezinnen is dit bedrag 4620 euro. Als je niet meer fiscaal ten laste bent, verliezen je ouders een aanzienlijk belastingvoordeel.
Je nettobestaansmiddelen bereken je als volgt:
1) Tel het belastbaar loon op dat je terugvindt op loonbrieven, vervangingsinkomsten, je leefloon enzovoort, met uitzondering van de eerste 2660 euro die je als jobstudent hebt verdiend met een studentencontract.
2) Trek er 20% van af, met een minimum van 440 euro. Noteer het verkregen bedrag.
3) Tel je alimentatiegeld op, minus 3200 euro, en trek er 20% van af.
4) De som van de bedragen die je hebt verkregen na de berekeningen in stap 2 en stap 3 vormt je nettobestaansmiddelen.