Fobieën: poppen, muggen en okselvijvers
"Een psychische aandoening waarbij iemand een ziekelijke angst ontwikkelt voor specifieke zaken of situaties", zo stelt Wikipedia. Van Dale houdt het bij "ongemotiveerde vrees". Hoe je ’t ook omschrijft, in de volksmond heeft iedereen wel een fobie. En een verslaving. Al weegt de ene wel iets zwaarder door dan de andere…
Wie? Sophie (21, Office Management)
Wat? heeft het écht niet voor poppen
“Die lijken keihard op mensen!”
“Toen ik klein was kreeg ik een pop cadeau van mijn oma. Die pop heb ik heel serieus verbannen naar de kast, en volgens mij ligt die daar nu nog.” Sophie heeft het nooit voor poppen gehad. “Eigenlijk ben ik altijd bang geweest van die dingen, en toen ik een paar jaar later op televisie een stukje van de film
Chuckie had gezien, was het hek volledig van de dam. Ik heb het sowieso niet voor horrorfilms - de meeste plakken minstens twee weken aan mijn lijf - maar
Chuckie heb ik nooit helemaal van mij kunnen afschudden. Dat fragment heeft mijn angst gewoon bevestigd.
(lacht)” Wat ze er dan precies zo eng aan vindt? “Die lijken keihard op mensen! Ik loop constant met het idee rond dat die dingen elk moment kunnen beginnen te bewegen! In tussentijd heb ik er me wel al deels overheen gezet: kinderpoppen vind ik niet zo eng meer, aangezien ik er niet zoveel meer mee in contact kom. Paspoppen daarentegen… Die zijn gewoon ook veel groter. Toen ik in het middelbaar EHBO moest oefenen op een
dummy, begon ik net niet te hyperventileren. Ik heb het uiteindelijk wel moeten doen, maar ik heb me er toch maar snel vanaf gemaakt. Vandaag ga ik wel graag shoppen, maar ik probeer de winkels waarvan ik weet dat er veel paspoppen staan te vermijden, zoals Inno bijvoorbeeld. En als ik dan toch in zo’n winkel ben, ontloop ik de plaatsen waar paspoppen staan. Zo mis ik verschillende kledingrekken, maar ja. Ik vind het al een hele prestatie als ik mijn ademhaling onder controle kan houden en niet hoef te gaan lopen. Gewoon normaal proberen doen dus. Stoffen poppen zijn gelukkig geen probleem, die zien er minder ‘menselijk’ uit.
(lacht)” Sophie vertelt dat sommige mensen haar fobie wel kunnen begrijpen, anderen vinden het ronduit belachelijk. “Ze vragen mij soms of ik in ruil voor 10.000 euro een etalagepop zou durven aanraken. Nu, een korte aanraking zou misschien nog wel lukken, maar sluit mij niet alleen op in een winkel vol paspoppen hé.”
Wie? Lotte (22, Orthopedagogie)
Wat? háát okselvijvers
“Die vijvers leken oneindig door te gaan!”
“Ik heb altijd een ‘allergie’ gehad voor mensen die naar zweet ruiken. Een echte afkeer zelfs, dus probeerde ik ver uit de buurt te blijven van zweters. Tot ik rond mijn achttiende verjaardag eens op de trein zat en tegenover mij een man kwam zitten die niet alleen een enorme zweetwalm om zich heen had, maar ook okselvijvers die oneindig leken door te gaan. En dan begint het: je wil het absoluut niet zien en toch kan je niet stoppen met kijken.” Sindsdien legt Lotte onbewust onmiddellijk de link tussen zweetplekken en een zweetgeur. “Ook al gaan die twee niet altijd samen.” Opmerkelijk is dat Lotte zweetkringen op de rug of parelende druppeltjes op het voorhoofd wél kan aanvaarden. “Zeker in een sportomgeving. Ik sport zelf ook veel, misschien heeft dat er iets mee te maken.” Eén ding is zeker: Lotte verlaat het huis niet voor ze deodorant heeft opgedaan. En geen doorsnee deo. “Zelf gebruik ik deo én Odaban, een soort spray die je 1 à 2 keer per week moet aanbrengen om een hele week kurkdroog te blijven onder je oksels. Ik ben dat beginnen te gebruiken vanuit mijn angst om zelf okselvijvers te hebben, terwijl ik daar eigenlijk nog nooit last van heb gehad.”
Wie? Anne (22, Bio-ingenieurswetenschappen)
Wat? Muggenfobie
“Ik zie mensen denken: die heeft ze niet alle vijf.”
Anne weet perfect wanneer haar fobie de kop opstak. “Eind augustus 2013, tijdens de herexamenperiode, op mijn kot. In het begin was ik verschrikkelijk boos op die rotbeesten. Als ik er een zag, achtervolgde ik hem tot ik hem dood kon meppen en ik reageerde bijna euforisch als ’t gelukt was. Ik liet zelfs alle spinnen speciaal zitten, zodat ze muggen zouden kunnen eten. Niet dat dat veel geholpen heeft, want er waren er gewoon te veel. Echt tientallen. En het frustrerendste is dat ik niet weet hoe die daar kwamen, want mijn deuren en ramen waren altijd gesloten. Het eerste wat ik deed als ik na een weekend terug op kot kwam, was alle levende muggen doden en alle dode muggen opruimen. Zonder overdrijven? Zeker tachtig. Echt waanzinnig. Na de zomer zag ik het aantal langzaam afnemen, en op dit moment heb ik er niet veel last meer van. Zolang ik ramen en deuren maar gesloten houd. Nu en dan merk ik wel nog vliegjes, miertjes en al eens een flinke miljoenpoot op. Geen idee hoe die binnenraken, maar ze steken tenminste niet. En als er toch nog eens eentje durft binnensluipen, komen mijn haren recht overeind te staan, en zoek ik onmiddellijk mijn wapen.
I will hunt the damn bastard down!”
Op reis gaan naar een zonnige bestemming is wel een optie, maar dan moet Anne zich grondig voorbereiden. “Dan heb ik mijn muskietennet - of klamboe of hoe heet dat - in mijn bagage zitten, en ook een goede anti-insectenspray en -stick voor op de huid, citronellazeepjes, citronellageranium… En voor noodgevallen: een vliegenmepper en een
gazet. Hoewel dat ik vind dat mijn schoen nog het beste wapen is.” Anne vertelt het hele verhaal niet zo graag, omdat veel mensen raar reageren. “Ze knikken gewoon en denken: die heeft ze niet alle vijf, maar familie en vrienden geloven me. Zeker diegene die het met hun eigen ogen hebben gezien.”
(SVR)