Kuifje, een Brussels ketje
Het is onvoorstelbaar hoeveel boeken er jaarlijks verschijnen over Kuifje. Dat is in dit jubileumjaar uiteraard niet anders. Je zou denken dat inmiddels zowat alles is gezegd over het oeuvre van Hergé, tot er weer eens zo'n sprankelend boekje als
Kuifje, een Brussels ketje verschijnt.
Boekje inderdaad, want deze leuke studie van de eminente heren professoren Daniel Justens en Alain Préaux verschijnt op agendaformaat en telt nauwelijks 130 bladzijden. Maar de inhoud is schitterend en is er zowaar in geslaagd ons Kuifje-leesplezier na al die jaren zelfs nog te vergroten. In
Kuifje, een Brussels ketje onderzoeken Justens en Préaux het Brussels zoals dat in de strips van Kuifje voorkomt. Voor de onoplettende lezer: Hergé gebruikte vakkundig gecamoufleerd plat Marollenbrussels telkens als hij een vreemde taal 'ontwierp' in zijn strips, een dialect dat hij van zijn grootmoeder had geleerd. Nu is het niet altijd even makkelijk om dat Brussels te ontcijferen, zelfs al heb je enige notie van het taaltje dat de authentieke
Kiekenfretters bezigen. In strips als
Kuifje en de Picaro's en de
Maan-diptiek gaat dat nog vrij makkelijk, maar degenen die het Arumbaya-taaltje uit
Het Gebroken Oor kunnen ontcijferen en de Syldavische gravures uit
De Scepter van Ottokar kunnen lezen, mogen nu hun vinger opsteken. Justens en Préaux, respectievelijk taal- en wiskundige, proberen het toch, en met succes. Ze passen allerlei filologische en linguïstische trucs toe op Hergés koeterwaals, en kijk: onder je ogen komen de geweldige humor en de Brusselse ziel van de grootmeester naar boven. Heel erg fijn boekje, we hebben er
iel veul van genoten en zullen het nog dikwijls bovenhalen als we weer eens onze beduimelde Kuifjes herlezen. (HDP)