Django
Hoeveel muziekliefhebbers zijn er zich van bewust dat een van de beste gitaristen aller tijden in België werd geboren? Jean Baptiste 'Django' Reinhardt zag op 23 januari 1910 het levenslicht bij een zigeunerfamilie in Liberchies, een gehucht in Henegouwen.
Hij zou zich ontpoppen tot de meester van de gypsy jazz en gaf virtuoze performances, ook al was zijn linkerhand verminkt door een brand in zijn woonwagen. Een film over Django Reinhardt was dus meer dan welkom, maar hij had een betere prent verdiend dan deze. De Fransman Etienne Comar, die tot dusver vooral als scenarist en producer had gewerkt, focust in zijn eerste film als regisseur op Django's oorlogsjaren. Die was toen al een superster in het door de nazi's bezette Parijs. Hoewel de Duitse officieren zijn muziek vaak te frivool vonden - dansen was verboden, zeker op 'negermuziek', of 'apenmuziek', zoals de nazi's het onverbloemd noemden - konden ze niet naast Django's virtuositeit kijken en nodigden ze hem zelfs uit om te komen spelen in Berlijn. Django was van mening dat de oorlog hem als zigeunerkind niet aanging en was zinnens op de uitnodiging in te gaan, maar toen sijpelden de eerste berichten door over Europese zigeuners die werden vervolgd en zelfs gedeporteerd naar concentratiekampen. Django besloot naar Zwitserland te vluchten. Vreemd genoeg tuimelt op dat moment ook de film finaal overboord. Comar probeert van verschillende walletjes tegelijk te eten, en dat lukt niet. Hij laat hoofdrolspeler Reda Kateb, die speciaal voor de film een jaar gitaarles volgde, zo ellenlang optreden dat het motief van de film letterlijk en figuurlijk ondergesneeuwd raakt. Onze landgenote Cécile de France loopt totaal verloren in een kleurloos nevenpersonage. Jammer.
(HDP)