De studententijd van Bart Hollanders
Bart Hollanders ken je als de van een indrukwekkend nektapijt voorziene Randy Paret uit Callboys. Bart is ook mede-oprichter van theatergezelschap FC Bergman en maakt momenteel indruk als de marginale junkie Luca in de film Dealer. Wij wilden wel eens weten wat voor studententijd aan dat succesparcours is voorafgegaan.
Bart: In het secundair zat ik eerst op een atheneum, maar ik vond dat verschrikkelijk. Ik zat daar echt niet op mijn plek. Een leraar dactylo gaf me de raad om eens te informeren naar kunsthumaniora. Vanaf het derde secundair heb ik dan woordkunst gevolgd op het SISA in Antwerpen, het Stedelijk Instituut voor Sierkunsten en Ambachten. Daar voelde ik me gerespecteerd. Het was een echte verademing.
GUIDO: Daarna ben je auditie gaan doen voor een acteeropleiding aan het Conservatorium in Antwerpen.
Bart: Als enige van mijn klas, raar genoeg. Ik had geen idee wat ik later wou worden. Acteur, misschien wel ja, maar ik wist niet of het mogelijk was daar een beroep van te maken. Leerkracht was ook een mogelijkheid, dan kon ik wat theater spelen voor de klas. (lacht) Maar op aanraden van een goede vriend ben ik auditie gaan doen op het Conservatorium. Ik ben binnengeraakt, en zo ben ik van het ene in het andere gerold.
GUIDO: Wat vonden je ouders van die studiekeuze?
Bart: Mijn ouders - en mijn stiefvader, bij wie ik ben opgegroeid - hadden geen diploma en wisten dus hoe moeilijk het is om zonder diploma door het leven te gaan. Ze speelden wel allebei amateurtoneel, en daar ging ik als kind altijd naar kijken. Ze hadden dus affectie met het toneelwereldje en waren heel trots dat ik in die richting ging voortstuderen. Op het Conservatorium heb ik Stef Aerts, Matteo Simoni en Rik Verheye leren kennen, met wie ik samen ben afgestudeerd. Achteraf gezien een geweldig geluk.
GUIDO: Je bent opgegroeid rond Antwerpen. Te dichtbij om op kot te gaan?
Bart: In het begin heb ik gependeld. Mijn moeder en mijn stiefvader hadden een nogal turbulente relatie. Toen ik een jaar of twintig was, zijn ze uit elkaar gegaan. Om die moeilijke situatie te ontvluchten, ben ik alsnog op kot gegaan. Toen ging een wereld voor me open. De allereerste dag en nacht dat ik alleen op kot was, herinner ik me nog heel helder. Ik had een piepklein kamertje met één raam, dat uitkeek op de achterkant van huizen. Ik zat op mijn bed tussen mijn spulletjes, en ik dacht bij mezelf: nu kan ik gewoon naar buiten wandelen, de stad intrekken, en niemand weet dat ik dat aan het doen ben. (lacht) Dat heb ik dan ook gedaan. Ik ben naar een café gegaan dat ik al kende en ben daar aan de toog gaan zitten. Het gevoel van vrijheid dat ik toen ervoer, vond ik zo fantastisch! Dat ga ik nooit vergeten. Er kwam ook wel wat verantwoordelijkheid bij kijken, want ik moest mijn studies zelf betalen en moest dus een studentenjob gaan zoeken. Die heb ik gevonden in de horeca.
GUIDO: Hoe heb je de toneelopleiding ervaren?
Bart: Superheftig en intensief, met steile pieken en dalen. Toen ik nog niet op kot zat, woonde ik in Wijnegem. Gelukkig dat er een nachtbus was, zodat ik na middernacht nog naar huis kon vertrekken. Mijn stiefvader dacht toen dat ik hele avonden aan de toog hing, maar het Conservatorium is open tot 23 uur. Wij repeteerden daadwerkelijk tot elf uur 's avonds, en daarna gingen we nabespreken op café, en dan nog de bus op. 's Anderendaags weer vroeg uit de veren, dat was superintens. Verder was er ook wel wat haantjesgedrag in die school - naast heel veel liefde, versta me niet verkeerd. Er vallen veel mensen af, en iedereen wil erdoor zijn. In het eerste jaar mocht ik overgaan, maar het tweede jaar heb ik opnieuw moeten doen. Dat was spannend, want als ik dat bisjaar ook niet had gehaald, zou ik drie jaar op die school alles gegeven hebben zonder iets concreets in handen.
GUIDO: Waren het desondanks de beste jaren van je leven?
Bart: Nee, ik zeg altijd dat het beste nog moet komen. Ik hoop dat ik dat nog steeds zal zeggen als ik tachtig ben. Het leven is een berg die je beklimt, en hoe hoger je komt, hoe mooier het uitzicht wordt.
Tekst: Herbert De Paepe