Los van moeders hand: Girls in het buitenland
Er zijn avonturiers en avonturiers. De een trekt met de caravan naar Blankenberge, de ander verkiest toch eerder een trappistenbier in de Ardennen. En dan zijn er ook nog de chicas die af en toe een flinke shot avontuur door hun aderen willen voelen stromen.
Hoe verder van huis, hoe beter.
Een volle emmer water op het hoofd
Voor Els Tobback ging het vooral om het ontdekken van een andere cultuur, liefst ver buiten Europa. Omdat ze maar voor drie maanden op pad zou gaan, verkoos Els een land waar de bevolking een aardig mondje Engels praat. “Aangezien ik helemaal geen talenknobbel ben, zag ik het niet zitten om in enkele maanden tijd een nieuwe taal te leren. Bovendien kon ik op die manier ook mijn Engels verbeteren, allemaal goede redenen dus. Uiteindelijk ben ik via AFS naar Ghana getrokken, Afrika heeft me altijd al aangesproken.” Els verbleef er bij een gastfamilie aan de rand van Kumasi, de tweede grootste stad van Ghana. “Het stenen huis had zoals alle huisjes in Ghana een paar kleine raampjes om de tropische warmte buiten te houden. Het huis bestond uit een living die ook fungeerde als eetplaats, een klein keukentje, een badkamertje en drie slaapkamers. Wij kookten op een gasvuur, in tegenstelling tot de meeste Ghanezen, die op kolen op de grond koken. In huis hadden wij geen stromend water, al was er buiten wel een kraantje verbonden aan het vat waarin het regenwater werd opgevangen. Was de voorraad bij lange droogte op, dan moesten we een eindje stappen om water uit de regenput op te trekken. Hoe de Ghanezen schijnbaar zonder problemen het water in emmers op hun hoofd meedroegen, blijft me nog steeds een raadsel. Ik sukkelde enorm om een nog volle emmer thuis te krijgen.”
Bengelen aan de buitenkant van het busje
Naast haar gastouders had Els nog een zusje Esther van dertien, een broertje Kwame van vijf en een twintiger Ben. “Ik kreeg de kamer van Ben voor mij alleen ter beschikking. Daar heb ik me nooit echt goed bij gevoeld omdat hij, Esther en Kwame dan één kamer en bed moesten delen. Ik heb meermaals voorgesteld dat ik de kamer gemakkelijk met Esther kon delen, maar daar wou mijn gastvader niets van weten, en uiteindelijk zijn er ook wel momenten geweest dat ik mijn privacy wel kon appreciëren.” Via mijn gastvader ben ik terechtgekomen bij het ‘Children’s Home’ van Kumasi. Elke dag ging ik met het openbaar vervoer naar mijn werkplaats, waar ik gemiddeld een dik halfuur over deed, afhankelijk hoe vol de passerende tro-tro’s, de plaatselijke minibusjes, al zaten. Regels omtrent het aantal personen dat je mag transporteren, bestaan er niet, of worden er alleszins niet toegepast, waardoor die busjes letterlijk stampvol zaten. De persoon die het geld ontving van de passagiers hing vaak wat aan de buitenkant van het busje te bengelen om toch maar zoveel mogelijk passagiers mee te kunnen nemen. Dit waren altijd leuke tripjes. De mensen vonden het altijd wel geweldig wanneer een blanke in hun busje stapte, je kreeg gegarandeerd een volle lading vragen.”
Navelstrengen afbinden
Aanvankelijk hielp Els in het klasje van het kinderdagverblijf. “Zowel baby’s die amper konden rechtzitten als de ouderen van achttien jaar die er permanent woonden zaten in het klasje. Overbevolkt, alle leeftijden, kinderen die amper Engels spraken, anderen die vloeiend Engels spraken: vanzelfsprekend was het niet. In de bibliotheek, waar enkele boeken stonden die het Children’s Home gekregen had, probeerde ik de kinderen hun naam te laten schrijven of ik leerde ze de basisbeginselen van het schrift en het Engels. In het begin leken de kinderen erg geïnteresseerd en gemotiveerd, maar algauw werd me duidelijk dat het ze eerder om de aandacht te doen was dan het bijleren zelf. Ook met de baby’s hield ik me bezig. Ik herinner me dat op een dag een pasgeboren vondeling was aangekomen en ik moest helpen met het afbinden van de navelstreng. Een paar dagen later moesten plots alle baby’s voor onderzoek naar het ziekenhuis. Ik had geen flauw idee waarom dat zo plots werd beslist. De erg schaarse uitleg die ze mij gaven, kwam niet verder dan ‘algemene check-up’. Omdat ik wilde weten wat er aan de hand was en om het ziekenhuis eens van dichterbij te zien, ben ik met een kleine in mijn armen mee naar de dokter gegaan. Daar zat ik dan tussen al die Afrikaanse vrouwen onder een afdakje met een baby op mijn schoot. Later bleek dat de kinderen een besmetting hadden opgelopen. Alle baby’s moesten naar het ziekenhuis voor verzorging en het Children’s Home werd een grondige reiniging en ontsmetting van de lokalen en slaapkamers opgelegd. Na vele vragen, want het was duidelijk taboe, bleek dat twee gestorven baby’s de aanleiding waren geweest om de anderen ter controle naar het ziekenhuis te brengen.”
Potpot piano in het Braziliaans
Aan avonturen als navelstrengen afbinden heeft Lien Jansen zich niet gewaagd. Samen met vier vriendinnen trok ze onlangs naar Brazilië om in een plaatselijk opvangcentrum voor straatkinderen ervaringen uit te wisselen over speelcultuur. De kinderen maakten er kennis met typisch Vlaamse spelen zoals naald en draad, kat en muis en Chinees voetbal. “Bijna alle spelen waren nieuw voor hen. Vooral de waterspelen waren een enorm succes, hoewel we hadden verwacht dat we daar met water zuinig moesten omspringen. Het tegendeel was waar: hoe natter, hoe beter, zo bleek. Naast spelen hebben we ze ook een creatief aanbod bezorgd zoals armbandjes ontwerpen met macramé, instrumenten maken en grimeren. We hebben ook een poging gedaan om Braziliaanse spelen te leren, maar dan kwamen ze aanzetten met typische spelletjes als verstoppertje, potpot piano en tikkertje, dus dat is niet echt gelukt.” Toch was het voor de vijf dames niet altijd even makkelijk in Brazilië. Vooral de armoede was schrijnend. “Ik had het heel moeilijk als we naar de stad gingen, daar kwamen de straatkinderen om de vijf minuten op ons af om te bedelen. Het is heel moeilijk om daar een lijn in te trekken. Want je kan onmogelijk aan iedereen iets geven.”
Verkeerde bestelling bij de bakker
Het Portugees van Lien en de andere girls was beperkt en daarom communiceerden ze vooral via gebaren. “Onze beperkte kennis van het Portugees heeft wel voor veel grappige situaties gezorgd. Zo bleek na vier weken dat we al elke dag aan de bakker een penis in plaats van een brood vroegen; het verschil zit hem in de nasale klank. Nu begrijpen we waarom die bakker altijd zo naar ons lachte. De spelen zelf kregen we wel goed uitgelegd. De kinderen uit het zwembad krijgen, was dan weer wat moeilijker (lacht). Als afsluiter hebben we er trouwens een heuse voetbalcompetitie op poten gezet. We hadden hiervoor in België bekers, medailles en voetbaltruitjes verzameld, die ze daarna mochten houden. Zelfs de volwassenen die ons meehielpen, gingen hierbij uit hun dak. Opvallend was ook dat de mensen ginder zo blij zijn met kleine dingen als een Chocotoff. Voor ons lijken dat maar onbenulligheden, maar als je ziet hoe gelukkig je een kind daarmee kan maken, geeft dat een heel goed gevoel.”
Emotioneel geladen toneelrepetities
Ook Leen De Graeve heeft mooie herinneringen aan haar voorbije reis. Met enkele vrienden richtte ze enkele jaren geleden het theatergroepje Ramsjgoed op. Op een verloren zondagmiddag belandde het gezelschap in een bruine kroeg en daar sloegen de dromen op hol. Van de wilde plannen kwam uiteindelijk toch iets concreets. De bende zou een toneelproductie op poten zetten met jongeren uit Zuid-Afrika. Reacties als ‘keep on dreaming’ waren schering en inslag, maar dankzij Extra Time, een subsidieprogramma van de Vlaamse Overheid, konden ze hun project toch realiseren. “Een maand lang hebben we in Stellenbosch gewerkt aan onze toneelvoorstelling. De bedoeling van dit project was om Zuid-Afrika ook op artistiek vlak te leren kennen en te ontdekken of er vele verschillen zijn in theater maken. En verschillen waren er zeker, we zijn in Zuid-Afrika vooral in contact gekomen met de stroming van fysiek theater. Bij ons kwam dat fysiek acteren aanvankelijk over als overdreven en pathetisch. Het heeft drie weken geduurd eer ik het eerste fysiek theaterstuk zag dat ik goed vond. Het was dus al van in het begin duidelijk dat het een hele uitdaging zou worden om met deze mensen samen een toneelstuk te maken dat we allebei goed zouden vinden. In Stellenbosch hadden we iedere dag een aantal uren repetitie. In het begin deden we spel- en improvisatieoefeningen, later werkten we concreet aan een stuk. De repetities waren telkens heel erg intens, je leert mensen dan ook op een andere manier kennen. De speloefeningen waren dikwijls ook erg emotioneel geladen, en het onderscheid tussen spel en realiteit durfde dan al wel eens vervagen. Op het einde van de maand hebben we ons stuk dan ook echt opgevoerd, met schrik in het hart moet ik eerlijk toegeven. We hadden zo onze twijfels over de kwaliteit van ons stuk, het fysiek theater hadden we immers niet helemaal uit de weg kunnen gaan. Maar ons publiek was erg enthousiast.”
De harige arm van een opdringerige aap
Enthousiast was Leen ook over de Zuid-Afrikaanse natuur. Al was op je hoede zijn er geen overbodige luxe. “Het meest spectaculaire was ongetwijfeld onze uitstap naar Cape Point, het zuidelijkste stukje van het Afrikaanse continent. Op onze terugweg waren we op zoek naar een gezellig plekje om te picknicken. We zagen in de verte een mooi idyllisch strandje liggen en vielen in zwijm. Met onze picknickspullen nestelden we ons even later niet al te ver van het water op het witte strand. Her en der hadden we wel borden zien staan met het opschrift ‘Baboons are dangerous animals and are attracted by food’. Maar ach, dat zou wel overdreven zijn, dachten we. Iets minder op ons gemak voelden we ons toen we in het zand een afdruk van een bavianenvoet ontdekten. Het eettempo werd lichtjes opgedreven. Ik had net de laatste hap van mijn broodje binnen toen ik achterom keek en over de duinen een baviaan zag komen aanstormen. Ik ben toen onmiddellijk recht gesprongen, heb alarm geslagen en ben dan in zee gelopen. We hadden namelijk gehoord dat die dieren bang waren van water. Wat ik echter niet had gezien, was dat er ook al een baviaan vlak achter ons zat. Marijn ontdekte dit doordat hij plots een harige arm naast zich naar een broodje zag grijpen. Vijf minuten later stonden we met zijn allen in de zee moedeloos toe te kijken hoe de apen met hun fijne vingers de ritsjes van onze rugzakken openden op zoek naar eten, hoe ze de doos koeken kapot scheurden en er met de inhoud vandoor gingen en hoe ze ook onze barbecuechips meepikten. Gelukkig hebben ze niets van waarde meegenomen en zijn wij, op een trauma na, ongeschonden uit het avontuur geraakt.”
Een verschrikkelijk gemis
De bavianen hebben Leen en haar kompanen niet echt gemist, maar toen ze terug naar huis moesten viel het afscheid van hun Zuid-Afrikaanse medespelers erg zwaar. “Het was echt verschrikkelijk om de mensen waar je een maand superintens mee had samengewerkt, die echte vrienden waren geworden, zomaar te moeten achterlaten. Je weet dat de kans klein is dat je ze allemaal nog eens zal terugzien. Eenmaal in België is er niets dat je nog herinnert aan die bijzondere maand in je leven. Het is zo ongelooflijk raar dat de mensen die het dichtst bij jou stonden, nu het verst van jou verwijderd zijn. Toen we pas terug in België waren, hebben we veel aan elkaar gehad om die hele gebeurtenis zo’n beetje te ‘verwerken’, herinneringen ophalen doet op zulke momenten veel deugd. Ook mails met de Zuid-Afrikanen waren een hele troost. Jacobi, één van de Zuid-Afrikanen, vertelde hoe ze soms voor de deur van ons appartementje ging staan als ze ons te hard miste. Mooi toch.”
Info over de toneelproductie op www.ramsjgoed.be.
Voor buitenlandse projecten surf je naar www.afsvlaanderen.be of www.jint.be.
(RE)