Stoned
Het leven van gevallen rockhelden, het blijft een onuitputtelijke bron van inspiratie voor filmmakers. Brian Jones, de man die The Rolling Stones oprichtte maar relatief vlug uit de schijnwerpers verdween
, wegzakte in een poel van drank, drugs en decadentie en uiteindelijk door de andere groepsleden uit de Stones werd gezet, werd in 1969 verdronken teruggevonden in zijn zwembad. Het was een raadelachtige dood, en een raadselachtig leven, genoeg voor regisseur Stephen Woolley om er zijn filmdebuut van te maken. Helaas maakt Woolley nogal wat foute keuzes. Dat er geen muziek van de Stones te horen is in deze film kunnen we nog begrijpen, maar we verstaan niet waarom Woolley zich zo stevig heeft vastgebeten in de persoon van Frank Thorogood, de aannemer die werken uitvoerde in Jones' tuin, zich binnenwerkte in het choatische leven van de rockster en uiteindelijk op zijn sterfbed beweerde dat hij Jones had vermoord - iets wat trouwens nooit hard is gemaakt. Door zo te focussen op Thorogood (een rol voor
coming man Paddy Considine) wordt het levensverhaal van Brian Jones vervlakt tot een fletse thriller, iets wat in dit soort film totaal oninteressant en ongepast is. Wat je verwacht is een neerwaartse spiraal van sixties-decadentie, en die krijg je ook wel, maar veel te clichématig. Wanneer LSD wordt genomen worden de kleurenfilters op de tollende camera's geschroefd, we trekken met z'n allen naar Marokko om ons in de
patchouli te gaan wentelen, en je wordt bijtijds gepaaid met wat obligaat frontaal naakt. Het lijkt wel een flauwe remake van The Doors, met één groot verschil: waar is de rock-'n-roll?! Woolley wil een portret maken van een verwoest leven in de Londense sixties-scene, maar hij doet dat zo zoutloos en ongeïnspireerd dat het evengoed het leven van een operazanger had kunnen zijn, of van een voetballer.
Stoned? Bored, ja!
Dvd-extra's: Interview Stephen Woolley en Pat Andrews, fotogalerij, trailer
(JC)