TRAFFIC : De witte vloedgolf uit het zuiden
Wat Steven Soderbergh vorig jaar presteerde, had geen enkele regisseur hem ooit voorgedaan: hij was 2 keer genomineerd voor een Oscar in de categorie Beste Film, en 2 keer in de categorie Beste Regisseur. Erin Brockovich, het verhaal van een spectaculair gedecolleteerde Julia Roberts die het als kleine luis opneemt tegen het cynisme van corporate America, was goed voor Soderberghs eerste nominaties. Doch buckle the fuck up voor zijn genadeslag: Traffic, een groots opgezet en grandioos drama over het Amerikaanse drugprobleem, is nog een klasse sterker. Traffic is briljant, en was wat ons betreft een schier onklopbare kandidaat voor dé film van het jaar 2001.
Toen Steven Soderbergh (Sex, Lies & Videotape, Kafka, Out of Sight, Ocean's Eleven...) eind jaren '80 op het Britse Channel 4 de miniserie Traffik zag, het verhaal van de drugroute over land van Pakistan naar Engeland, zag hij meteen brood in een Amerikaanse remake, en hij liet producer Laura Bickford de rechten voor hem reserveren. Nu, een dikke tien jaar later, achtte hij de tijd rijp om zijn film te maken. Hij verplaatste de problematiek naar Amerika en de Mexicaanse grensprovincies, en vlocht drie verhaallijnen in elkaar, net zoals dat in de miniserie het geval was.
Okergele spiraal
Traffic begint in de Mexicaanse woestijn, waar Soderbergh alles bekijkt door een bestofte okergele filter. We maken kennis met Javier Rodriguez (Benicio Del Toro), een Mexicaanse drugflik die werkt voor een hongerloon en verwoed probeert niet te zwichten voor het corrupte rechtssysteem van zijn land. Tegelijkertijd wordt in Washington de hooggeplaatste rechter Robert Wakefield (Michael Douglas) benoemd tot Amerika's nieuwe anti-drugtsaar (de hoogste drugbestrijder van het land), maar ondertussen glijdt in Ohio zijn 16-jarige dochter samen met haar rijkeluisvriendjes weg in een spiraal van drugmisbruik. In San Diego proberen de gekleurde undercoveragenten Gordon (Don Cheadle) en Castro (Luis Guzman) de drugbaron Carlos Ayala op de knieën te krijgen. Dat lijkt te lukken, tot zijn aanvankelijk onwetende, zwangere vrouw Helena (Catherine Zeta-Jones, toen ook echt in verwachting) haar wereld ziet wegsmelten en zich met de hulp van haar advocaat (Dennis Quaid) meent de gangstermethodes van haar man te mogen toeëigenen.
Etalage van filmisch kunnen
Je merkt het, Soderbergh waaiert in Traffic een hele tros intriges open die het drugprobleem langs zoveel mogelijk kanten belichten. De drie hoofdverhaallijnen vlecht hij samen op een verbluffende manier, zoals we die de laatste jaren eigenlijk alleen nog maar hadden gezien bij Paul Thomas Anderson (Boogie Nights, Magnolia). Het eindresultaat is een 147 minuten durende, verbluffende etalage van Soderberghs filmisch kunnen: de opbouw is van een naadloos meesterschap, het nu eens bloednerveuze, dan weer schrijnend introverte camerawerk baart visuele pareltjes en de acteurs worden naar de absolute top van hun kunnen gedreven. Dat is mee te danken aan het ijzeren script van Stephen Gaghan, die ons eerder nochtans allerminst had kunnen overtuigen met Rules of Engagement.
Traffic is voor de drugtrafiek wat The Godfather was voor de maffia: een genadeloze filmische dissectie van een maatschappelijke kanker, die zijn doel overstijgt en een tijdsdocument van een haast onvergelijkbare grandeur wordt. Traffic schept geen illusies, maar biedt helemaal op het einde een strohalmpje hoop. Tegen dan ben je zowat overdose-gewijs aan je stoel genageld, en zal je dat halmpje meer dan nodig hebben.
(JC)