De studententijd van Freya Van den Bossche
Al heeft ze het zelf weggelachen tot de week voor haar benoeming, op haar 28ste is stemmenkanon Freya Van den Bossche minister. Alstublieft! Van een blitzcarrière gesproken! Wat voor studententijd is daaraan voorafgegaan?
Freya: Als student was ik vreemd genoeg niet politiek geëngageerd. Ik had eerder zoiets van: politiek, niet met mij, daar doe ik niet aan mee. Maar toch deed ik een aantal dingen in die richting, zo zat ik in het Europees Jeugdparlement, waar werd vergaderd met jongeren uit Europa. Dat interesseerde me wel, maar de zogenaamde "echte" politiek, daar hield ik me ver van. Ik ben trouwens maar een drietal jaar geleden lid geworden van mijn partij; ik ben nooit bij de Jongsocialisten geweest of zo. Politiek was eigenlijk een heel late keuze voor mij, en wellicht juist daarom een zeer bewuste keuze. Veel mensen denken dat ik de politiek van jongsaf met de paplepel heb meegekregen, maar dat is helemaal niet zo.
"Het sfeertje in de rechten beviel me niet"
Freya: Ik ben indertijd begonnen met rechten, maar in de loop van mijn tweede kandidatuur vond ik dat niet meer zo fijn. Ik vond het veel te weinig creatief, en in alle eerlijkheid: de sfeer die toen heerste in de rechten, die was allesbehalve leuk. Heel prestatiegericht. En zo'n airtje van: "heb je mij vandaag al gezien?" Nee, dat lag me niet. Toen ben ik me gaan afvragen of ik die rechtenstudie wel moest afmaken. Ik heb nog mijn jaar beëindigd, maar ben nooit aan mijn eerste licentie begonnen. Na veel twijfels ben ik dan uiteindelijk in de pol&soc beland. Dat was gelukkig veel toffer. Daar was veel meer interactie tussen prof en studenten, veel ruimte voor eigen inbreng. Er kwam maatschappijvisie en maatschappijkritiek bij kijken, en er werd van de studenten een redelijke zelfstandigheid verwacht.
"In Nederland is er geen tweedeling tussen blokbeesten en fuifnummers"
Freya: Ik ben op Erasmus geweest naar Amsterdam. Dat is een superleuke stad. Eerlijk gezegd vond ik het Nederlandse onderwijssysteem veel toffer dan het onze. Discussiegroepen met de professoren, papers maken en ze meteen ook heel praktisch gaan toepassen, met je eigen mening erbovenop, dat vond ik het allerplezantste. Dat ontbreekt nog in ons onderwijssysteem: die debatcultuur. Ook de sfeer onder de studenten was heel plezant. In Nederland is er geen tweedeling tussen blokbeesten en fuifnummers. Bij ons had ik soms de indruk dat je ofwel bij de een, ofwel bij de ander diende te horen, terwijl je in Amsterdam tegelijk goed kan uitgaan én je studies heel ernstig kan nemen. Nederlanders geven sowieso heel weinig kritiek op de manier waarop je je leven inricht. Je gaat er gewoon voor, en dat vinden je medestudenten prima. Ook het uitgaansleven was anders georganiseerd: we gaven elk om de beurt een feestje, en als we bijeenkwamen was het niet alleen om te gaan drinken. We deden ook samen uitstappen en zo, heel aangenaam.
(HDP)