Dagboek van een eerstejaars: Uit de biecht: seks, bier en de eerste rij
Deze week had ik me voorgenomen om me te laten leiden door mijn publiek. Ik koos ervoor om elke les ergens anders te gaan zitten. Zo zou ik niet alleen weer een tiental nieuwe mensen leren kennen, maar zou ik ook een mooie rode draad hebben voor mijn volgend bericht. Natuurlijk ging het niet allemaal vanzelfsprekend. Ik zat naast een verkouden meisje dat geen woord zei, maar me wel ziek maakte of naast iemand die na enkele minuten al in slaap viel. Gelukkig koos ik er toch ook enkele interessante individuen uit.
Op een gegeven moment zat ik naast een zekere Stijn. Hij was duidelijk de nacht ervoor stevig uitgegaan dus feliciteerde ik hem met zijn prestatie. Hijzelf was echter minder gelukkig, omdat zijn vriendin het de dag voordien uitgemaakt had en dus zocht hij zijn troost in bier, borsten en begrip. Mijn bier was op, ik kon hem geen gewillige borsten adviseren en dus kon ik hem enkel een luisterend oor bieden. Ik zag een duidelijke evolutie. De volgende les was hij strontzat en de les daarna kwam hij gewoon niet opdagen, maar vanaf dan zag ik hem iedere dag met een ander meisje. Het was duidelijk, met Stijn zou alles goed komen.
Enkele lessen later nam ik plaats naast een bevallige jongedame. Haar ogen scanden in enkele flitsen de aula en ze hield geen blad voor de mond. Zo waren de jongens op de vijfde, twaalfde en laatste rij knap, maar niets meer. Ze had meer interesse in de geile gast die voorbijliep en in de jongen die naast haar zat en opkeek bij het uitspreken van deze woorden. Na enkele minuten dacht ik dat ze iedereen van de aula reeds vermeld had, maar ze verbaasde mij op het einde. Zo begon ze over haar vriendje op de eerste rij. De seks was geweldig, maar ze wou meer, meer als in meer verschillende mannen. Julie’s levensstijl zal me nog lang bijblijven.
Vrijdag vernam ik wat het was om op te eerste rij te zitten naast de ijverige studenten. Zo was ik dus genoodzaakt op te letten en te zwijgen. Gelukkig richtte de wijze man vooraan zich naar mijn buurman en niet naar mij toen hij een vraag formuleerde. Die werd dan knalrood toen bleek dat hij het antwoord niet wist. Wat toen volgde was een onbeschrijfbaar tafereel. De hele aula wist namelijk het antwoord wel en zo kreeg de arme jongen ruwweg een duizendtal ogen op zich gericht. En alsof dat nog niet erg genoeg was, kreeg hij ook nog een persoonlijke preek over het feit dat het wel dringend tijd werd om te studeren. Ik hoop dat het goed komt met de jongen, maar ik ben vooral blij dat hij het was en niet ik. En mij, mij vind je niet meer terug daar op de eerste rij.