Een kijk op de Brusselse campus: Beat me up, Scotty!
Ik zit met opgekropte woede. Veel opgekropte woede. Over onze wasmachine die kapot gaat en de scheur in mijn tas. Van de twijfel over mijn masterproef tot andermans haren die ik uit de douche moet halen om te vermijden dat ik tot mijn enkels in het water sta. Ik zou willen roepen en tieren, schelden en stampen maar ik ben een degelijk meisje, ik doe dat niet.
Dus ik kocht een bokszak. Ik ging naar de winkel, een heel eind verder. Een stukje te voet, een groot stuk met de metro, een stuk te voet. De winkel. Twintig kilogram honderd procent polyester, zou ik dat alleen kunnen dragen? Kijk, ik was nu al tot aan de winkel geraakt, de weg terug kon niet zoveel moeilijker zijn, toch? Ook al is dat met twintig kilogram honderd procent polyester extra? Een stuk te voet, een groot stuk met de metro, een stukje te voet.
Hoe vaak mensen mij op mijn weg terug aangesproken hebben, onvoorstelbaar. C’est pour canaliser ton stress? Euh ja, zoiets ja, denk ik. Ik ben zo boos, meneer! Hoeveel weegt die zak? Uit welk materiaal is hij gemaakt? Welk materiaal zit erin? Hoeveel heeft ie gekost? Hij wist er duidelijk wat van. Of toch meer dan een random griet die het in haar blonde hoofd haalt om een bokszak te kopen. Mais vous devez faire attention à –uhm, comment ça ce dit en français?- à vos poignets. Gevolgd door een hele uitleg over hoe ik mijn frêle meisjespolsen moet intapen. Twaalf keer ronddraaien, anders wordt de tape te dik.
Of het werkt, zo’n bokszak? Wel, dat euh, dat kan ik nog niet echt zeggen. Mijn frustraties heb ik voorlopig nog even moeten inslikken. Een zak van twintig kilogram honderd procent polyester draag je niet in je eentje naar je kot. Zeker niet als dat kot zich op de vijfde verdieping bevindt. Zonder lift.
Ik wil mijn flesje water oppakken, alles verkrampt.
Overal pijn. Spierpijn.
Maar binnenkort geen opgestapelde ergernissen meer voor mij.
Geen agressie. Geen woede.
Mijn volgende vloek fluit ik er vrolijk uit.
(Ed)